Lichamelijke aanraking staat voor mij op één als het gaat over de partnerrelatie. Je ontmoet elkaar niet als lijf, maar als geliefden, als mens met alles erop en eraan. Tom en ik verstaan elkaar met en zonder woorden. Zeker bij het bieden van hulp bij lijfelijke verplaatsing vraagt dit van mij een uitnodigend gebaar en precieze afstemming. Ook al zijn Tom en ik qua fysieke kracht niet meer gelijk, we zijn als mens volstrekt evenwaardig. Dit vraagt van mij om actief een appèl op Tom te doen voor samenwerking. Geen getrek, getil of gesjor. Wel zorgend dat het voor mij als helper niet te zwaar wordt en mijn assistentie voor Tom zo prettig mogelijk verloopt. Meestal staat hij, met enkele kleine verschuivingen naar voren, zelf op vanuit onze zachte bank. Als hij me wèl vraagt te helpen en onze samenwerking niet lekker loopt roept dat angst op. Zijn lichaam reageert dan instinctief met één van de drie overlevingsreacties:
-
Flight voelt als spierverslapping, de patiënt trekt zich hulpeloos terug.
-
Fight voelt als krachtig verzet tegen de benadering. De ander beweegt met overspannen spieren fysiek en gevoelsmatig van je af.
-
Freeze voelt als verstarring, de spieren verstijven. Dit wordt ook wel een ‘opgeef-reflex’ genoemd.
Hoe kan ik je helpen?
Dit voelt voor ons allebei vervelend en al snel volgt de wetenschap: het is niet anders. Zo’n lastige situatie komen we weer te boven door in contact te blijven, elkaar vast te houden. Steeds blijkt dit de beste remedie voor ons. Samenzijn met de onhandigheid zonder meteen iets te moeten doen. Stilletjes tegen elkaar leunend op de bank wachten we af en vroeg of laat komt wel een passende oplossing. Gisteren hingen we zo onhandig samen en Tom komt met een van zijn flauwe taalgrappen waardoor ik onbedaarlijk in de lach schiet en de spanning oplost. Hierbij denk ik aan de bijbelse ‘Gulden regel’ die de meesten wel kennen: ‘Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet’. Deze regel gaat uit van iemands eigen behoeften. De zogenoemde ‘Platina regel’ zegt: ‘Behandel de ander zoals hij wil dat je hem behandelt’. Dat is andere koek en vraagt erom je in te leven in de ander en je eigen behoeften op het tweede plan te zetten. En nog beter… om te vragen ‘Waar heb je behoefte aan?’ of ‘Hoe kan ik je helpen?’ om dan als helper daar gevolg aan te geven. Of als dat jou niet past vriendelijk je eigen grens aan te geven.
Ontmoeting
Een hartelijk gebaar zoals een uitnodigende hand brengt spontaan een ontmoeting tot stand. De ander reikt uit nog voordat hij erover nagedacht heeft. Je kunt de ander zonder te eisen zo benaderen dat hij moeiteloos meewerkt. Tom vraagt bijvoorbeeld hulp bij het opstaan. Ik help hem dan, door in mijn eigen lichaam de beweging van opstaan te maken. Bij het opstaan haalt Tom eerst zijn voeten dichterbij, dan kantelt hij het bovenlichaam naar voren tot het gewicht boven zijn voeten is. Vanuit die houding staat hij vrij gemakkelijk op. Opstaan is dus eerst een beweging naar voren en dan omhoog. Een afgestemd tempo is belangrijk. Ga ik te snel, dan ben ik hem voor. Als ik niet oppas ga ik aan hem trekken, wat weerstand oproept. Daar zou ikzelf ook een hekel aan hebben. Ga ik bij mijn behulpzaamheid te langzaam, dan mis ik het 'momentum'. Ik onderschat Tom waardoor de kans groot is dat hij niet van de zitting loskomt. De grootte van mijn eigen beweging moet ook aansluiten. Hoever wil Tom naar voren? Wanneer komt het omslagpunt waarbij hij het gemakkelijkst omhoog beweegt? Dit alles vraagt erom heel subtiel haptisch af te tasten. De manier waarop ik Tom aanraak tijdens het helpen met aankleden of bij het opstaan heeft direct effect op zijn spierspanning. En wist je dat je door jouw eigen beweging de ander echt helpt of juist tegenhoudt? En na deze uitleg laat ik weten dat we deze week een zogenoemde sta-op-stoel hebben gekocht. De techniek doet straks comfortabel het werk bij het gaan zitten en weer opstaan.
Reactie plaatsen
Reacties